Vrijstelling bedrijfstakpensioenfonds wordt lastiger bij WTP
17 mei 2023In veel sectoren is er sprake van een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds. Dit betekent dat de werkgever verplicht is haar pensioenregeling onder te brengen bij het betreffende bedrijfstakpensioenfonds. De ondernemingsraad speelt geen rol, omdat de vakorganisaties de inhoud van de regeling hebben afgesproken met de werkgevers. Werkgevers die bij de totstandkoming van de verplichtstelling al een eigen regeling hadden, konden destijds kiezen voor het voortzetten van een eigen pensioenregeling. Voorwaarde is wel dat de regeling tenminste actuarieel gelijkwaardig is, dat wil zeggen dat de contante waarde van alle uitkeringen voor de komende 35 jaar niet lager is dan 95% van de contante waarde van alle uitkeringen vanuit de bedrijfstakregeling. Toetsing vind eens in de 5 jaar plaats, tenzij tussentijds de bedrijfstakregeling of de regeling van de werkgever wijzigt want dan dient op dat moment opnieuw getoetst te worden.
Als de beoogde Wet toekomst pensioenen per 1 juli 2023 wordt ingevoerd, dan zullen de bedrijfstakregelingen worden omgezet naar een premieregeling (waarschijnlijk een solidaire regeling) en wordt voor elke medewerker een leeftijdsonafhankelijke, vast premie (bijvoorbeeld 25% van de pensioengrondslag) ingelegd voor pensioenopbouw. Hoe wordt er dan getoetst op actuariële gelijkwaardigheid?
Met de invoering van Wet toekomst pensioenen verdwijnt de indexatie, omdat de pensioenaanspraken worden omgezet naar pensioenkapitalen en de hoogte van het pensioen afhankelijk wordt van het behaalde rendement. Dit betekent dat opgebouwde aanspraken niet meer verhoogd dienen te worden als het bedrijfstakpensioenfonds indexeert, tenzij in het (oude) reglement sprake was van een indexatieambitie die niet gekoppeld is aan hetgeen het bedrijfstakpensioenfonds doet. Maar ook de toetsing op actuariële gelijkwaardigheid wijzigt en het wordt lastiger om vrijstelling te behouden. De volgende wijzigingen worden doorgevoerd:
- In de toetsing wordt voor de bedrijfstakregeling zal worden uitgegaan van een normportefeuille;
- Toetsing op financiële gelijkwaardigheid. De premie voor opbouw van pensioen in de pensioenregeling van de werkgever is niet lager dan de opbouwpremie in de bedrijfstakregeling. Een eventuele compensatiepremie is onderdeel van de premie-inleg en maakt deel uit van de toetsing;
- De uitkeringshoogte van het partner- en wezenpensioen (en eventueel tijdelijk partnerpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen) in de regeling van de werkgever is tenminste even hoog als het niveau in de bedrijfstakregeling.
Indien in de vrijgestelde regeling nu sprake is van een beschikbare premieregeling met een leeftijdsafhankelijke (stijgende) premiestaffel en er wordt besloten om gebruik te maken van het overgangsrecht en die premiestaffel dus te handhaven voor medewerkers in dienst voor de overgang naar Wtp, dan dient de gemiddelde premie van deze premiestaffel tenminste gelijk te zijn aan de premie van de bedrijfstakregeling.
Met name de toetsing op financiële gelijkwaardigheid zal voor werkgevers aanleiding zijn om de vrijstelling in heroverweging te nemen. Dit is een (enorme) verzwaring die het lastiger maakt om de vrijstelling te behouden. Voor meer advies hierover kunt u contact met ons opnemen.