Lijfrente en banksparen (3e pijler)
23 mei 2019Naast AOW (1e pijler) en pensioenopbouw via de werkgever (2e pijler) is er ook nog de mogelijkheid om aanvullend pensioen op te bouwen in privé. Dit kan door middel van een lijfrenteverzekering of een bankspaarproduct. Dit noemen we pensioenopbouw in de 3e pijler.
Voor ondernemers kan nog sprake zijn van een inbrenglijfrente bij omzetting van een eenmanszaak in een BV, of van afstorting van een opgebouwde fiscale oudedagsreserve (FOR) in een lijfrente. Al deze varianten worden beheerst door de artikelen 3.124 e.v. Wet inkomstenbelasting 2001.
Lijfrente
De uiterste ingangsdatum van een lijfrente (artikel 3.125, lid 1 onderdeel a IB’01) is het jaar waarin de gerechtigde de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan zijn AOW-gerechtigde leeftijd. De uiterste ingangsdatum is dus afhankelijk van de eigen AOW-leeftijd. Er is dus alleen een uiterste ingangsdatum vastgelegd.
Een lijfrente mag dus feitelijk ingaan op elk gewenst moment. Echter is het wel zo dat indien de lijfrente ingaat voor AOW-gerechtigde leeftijd, de lijfrente levenslang moet zijn. Gaat de lijfrente in, in het jaar van bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd of daarna, dan mag een tijdelijke uitkering worden “aangekocht” waarbij de minimale looptijd 5 jaar bedraagt, indien de termijnen in een kalenderjaar niet meer belopen dan € 21.741,– (bedrag 2019) per jaar.
Daarnaast is er als gevolg van het verschuiven van de AOW-leeftijd en de pensioenrichtleeftijd nog divers overgangsrecht van toepassing. Hiervoor verwijzen wij u naar onze Periodiek van maart 2019 waarin wij dit overgangsrecht op een rij hebben gezet.
Aan zowel een levenslange dan wel een tijdelijke lijfrente mag een nabestaandenlijfrente worden gekoppeld. Is een lijfrente nog niet ingegaan en overlijdt de belastingplichtige dan dient de lijfrente direct in te gaan.
Banksparen
De uiterste ingangsdatum van een bankspaarproduct (artikel 3.126a5, lid 4 onderdeel a IB’01) is het jaar waarin de gerechtigde de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan zijn AOW-gerechtigde leeftijd. De looptijd van een bankspaarproduct is 20 jaar. Gaat een bankspaarproduct eerder in dan de AOW-gerechtigde leeftijd, dan wordt de looptijd van 20 jaar verlengd met de jaren die liggen tussen de ingangsdatum en de AOW-gerechtigde leeftijd.
Ook bij een bankspaarproduct bestaat de mogelijkheid om een tijdelijke uitkering “aan te kopen”. Minimale looptijd 5 jaar, bij ingang in het jaar van bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, indien de termijnen in een kalenderjaar niet meer belopen dan € 21.741,– (bedrag 2019). Komen de termijnen boven dit bedrag uit, dan is de minimale looptijd 20 jaar.
Bij overlijden na ingang van een bankspaarproduct komen de termijnen toe aan de erfgenamen. Is een bankspaarproduct nog niet ingegaan en overlijdt de gerechtigde dan kan de partner indien gewenst ook een tijdelijke uitkering “aankopen” met een looptijd van tenminste 5 jaar.
Voor de praktijk
Inzicht en planning omtrent uw lijfrente of bankspaarproduct? Wij helpen u graag. Heeft u een combinatie van pensioen, lijfrenten en of stamrechten? Voor een dergelijk dossier is een goede pensioen/inkomensplanning geen overbodige luxe. Wij maken e.e.a. graag voor u inzichtelijk.