Dividendtoets Belastingdienst nog houdbaar?
29 oktober 2015Indien de wens bestaat om dividend uit te keren, zal moeten worden getoetst of er voldoende vermogen in de BV aanwezig is. Deze toets dient volgens de Belastingdienst aangelegd te worden op basis van commerciële grondslagen. Hierbij zijn Vraag&Antwoord 12-008 en 13-006 van belang. Maar is deze stringente toepassing van de dividendtoets nog wel houdbaar?
Dividendtoets
Volgens Vraag&Antwoord 12-008 dient voor de Dividendtoets alle activa en passiva van de BV (dus inclusief de pensioen- en/of stamrechtverplichting) gewaardeerd te worden op de werkelijke waarde in het economisch verkeer. De waarde van de pensioen- en/of stamrechtverplichting is minimaal gelijk aan de koopsom die aan een professionele verzekeringsmaatschappij betaalt zou moeten worden.
In Vraag&Antwoord 13-006 heeft de Belastingdienst een benadering gegeven voor het berekenen van deze koopsom. Rekening gehouden moet worden met de volgende rekengrondslagen:
- Rekenrente U-rendement + 0,5% opslag;
- Meest recente overlevingstafel GBM/GBV met leeftijdsterugstelling -5/-6;
- Indexatie 2% ter vervanging van de toegezegde open na-indexatie;
- Kosten conform fiscus.
Wordt het risico van vooroverlijden niet herverzekerd, dan is in Vraag&Antwoord 12-008 nog aangegeven dat met een extra vermogen voor dit risico rekening gehouden moet worden. Onze uitleg is dat als de waardering van een direct ingaand levenslang nabestaandenpensioen tegen “commerciële” grondslagen hoger is dan de aangelegde Dividendtoets, met dit hogere bedrag rekening gehouden moet worden voor de Dividendtoets.
Standpunt nog houdbaar?
Wij beginnen ons af te vragen of dit standpunt nog wel houdbaar is. Is een versoepeling van de Dividendtoets niet op zijn plaats?
Arrest Hoge Raad 16 oktober 2015 overdracht pensioenverplichting
In dit arrest, ook besproken in deze Pensioen Periodiek, komt met betrekking tot de waardering tegen 4% rekenrente de volgende redernatie van de Hoge Raad naar voren:
“De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever onder ogen heeft gezien dat de in de markt gebruikelijke rekenrente voor de waardering van pensioenverplichtingen lager kan zijn dan 4%, en dat de wetgever desondanks de voorgestelde wettekst niet heeft aangepast. Volgend de Hoge Raad aanvaardt de wetgever dan ook dat de jaarlijkse dotatie aan een voorziening voor een toegezegd pensioen lager kan zijn dan deze volgens goed koopmansgebruik met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen zou moeten zijn.”
Vraag: zou de wetgever/Belastingdienst dan ook niet moeten aanvaarden dat voor de dividendtoets uitgegaan mag worden van de fiscale waardering? Dat deze waardering lager kan zijn dan benodigd voor het toegezegde pensioen is door de wetgever toch aanvaard? Waarom voor de dividendtoets dan vasthouden aan de eis dat het verschil tussen fiscaal en commercieel in de BV moet blijven zitten? Is dit niet van twee walletjes willen eten?
Variant 3 afkoop pensioen voorstel Wiebes
Ook in het licht van de uitlatingen van Wiebes van 24 september jl. (zie eerder in deze Pensioen Periodiek) kun je je op zijn minst afvragen waarom de Dividendtoets nog op commerciële grondslagen zou moeten plaatsvinden. Blijkbaar overwegen ze om het verschil tussen fiscaal en commercieel bij een eventuele afkoopvariant weg te geven. Waarom dan nu al niet bij het mogen uitkeren van dividend?