We kijken altijd verder Wij maken complexe zaken begrijpelijk

Nieuwsgierig of vragen?

Bent u nieuwsgierig naar onze diensten of heeft u vragen?

Brief Wiebes: de Oudedagsbestemmingsreserve (OBR)

3 juli 2015

De OBR was reeds geïntroduceerd in de brief van de staatssecretaris van 6 december 2013.

Samengevat kent de OBR de volgende kenmerken:

  • Dotatie op basis van vast percentage van het pensioengevend loon (loon -/- franchise);
  • Dotatie kan leiden tot een fiscaal verlies;
  • Jaarlijks kan worden bepaald of er gedoteerd wordt. Inhaaldotaties niet mogelijk;
  • Het betreft een fiscale bestemmingsreserve;
  • In de opbouwfase is er geen sprake van juridisch afdwingbare rechten;
  • OBR als fiscaal vermogen in principe vrij uitkeerbaar (dividendtoets);
  • Aanwenden voor lijfrente of bankspaarproduct extern, of 20 jaar periodieke uitkering vanuit eigen beheer (“eigen beheer banksparen”);
  • Kan budgettair neutraal (VPB?) worden ingericht.

Ten opzichte van de brief van 6 december 2013 valt op dat de OBR dotatie eerst afhankelijk was gesteld van de winst, terwijl thans de dotatie afhankelijk wordt gesteld van het pensioengevend loon van de DGA, waarbij kan worden aangesloten bij het loonbegrip in de loonbelasting.

Wordt op het aanwendingsmoment de OBR niet gebruikt voor aankoop van een lijfrente extern of een periodieke uitkering bij de BV, dan valt de reserve vrij in de winst en zal tevens leiden tot verschuldigdheid van een rentevergoeding aan de fiscus. Deze rentevergoeding wordt gesteld op 40% van de OBR! Hoe deze 40% tot stand is gekomen, is ons geheel onduidelijk. Bij de nieuwe variant wordt gesproken over een revisierente van 20%.

Voor wat betreft de dividendtoets, behoort de OBR tot het fiscaal vermogen en is in principe dit deel van het vermogen vrij uitkeerbaar. Echter indien bij aanwending te weinig middelen aanwezig zijn om een lijfrente aan te kopen, dan wordt achteraf getoetst of niet teveel dividend is uitgekeerd. Achteraf kun je dan alsnog tegen een sanctie aanlopen.

Wat tevens opvalt is de korte periode van aanwending. Waarom niet aangesloten bij de in artikel 1.133, lid 3 Wet IB vastgestelde termijnen voor aankoop van een lijfrente?